Radiokoolstofdatering is een methode die door archeologen wordt gebruikt om de leeftijd van organisch materiaal te bepalen. Bij deze methode wordt een radioactieve isotoop gebruikt die koolstof-14 heet.
Het proces van koolstofdatering omvat de volgende stappen:
Opname van koolstofdioxide: Levende organismen nemen koolstofdioxide op uit de atmosfeer door middel van fotosynthese. Tijdens dit proces bevat de koolstof in organismen de isotoop koolstof-14.
Dood en beëindiging van koolstofopname: Wanneer een organisme sterft, stopt de koolstofopname. De koolstof-14-isotoop in levende organismen begint na de dood te vervallen.
Afbraak: De koolstof-14 isotoop ondergaat radioactief verval en verandert in koolstof-12. Dit vervalproces heeft een specifieke halfwaardetijd. Dit vervalproces heeft een specifieke halveringstijd, namelijk de halveringstijd van koolstof-14.
Meting: Archeologen nemen monsters van organische resten die op de opgravingslocatie zijn gevonden en meten het koolstof-14 gehalte van deze monsters in het laboratorium.
Leeftijdsbepaling: Aan de hand van de vervalsnelheid van koolstof-14 kunnen ze bepalen hoe lang geleden het monster is gestorven en dus hoe oud het materiaal is.
Deze methode wordt vaak gebruikt voor het dateren van stenen, botten, hout en andere organische resten. De koolstofdateringsmethode geeft echter nauwkeurige resultaten onder bepaalde omstandigheden en betrouwbaardere resultaten worden verkregen door deze methode te gebruiken in combinatie met andere dateringsmethoden.
